The Band

‘The Band’ Pop of 
Jazz
 

Samen muziek maken is luisteren naar elkaar en je muzikale bijdrage leveren. Hoe doe je dat? Hieronder lees je aantal dingen waar je op kunt letten. Ieder speelt op zijn eigen niveau en samen zijn jullie ‘The Band’. Klik hier voor een fragment van de band La Femme uit Parijs waarin alles hieronder beschreven voorbij komt.

  • Pop & Jazz – ‘The Band’
  • Door T. van Peij en P. Valk

Begrippen: (alfabetisch)

  • 1)     Accent(en): Zie het begrip dynamiek.
  • 2)     Akkoorden: Zie het begrip Harmonie.
  • 3)     Beat/Tempo: De snelheid van een nummer/ lied/ stuk meestal in BPM aangegeven.
  • 4)     Blazerssectie: Een groep blaasinstrumenten zoals trompet, sax, trombone, fluit etc.
  • 5)     Dynamiek: Hard en zacht.
  • 6)     Drumfill: Onderbreking van het ritme doordat de drummer meer of minder doet.
  • 7)     Gitaar Riff:Een heel herkenbaar gespeeld gitaar stukje.
  • 8)     Ritme: Een terugkerend gevarieerd patroon in een tempo/ op de beat.                                       
  • 9)     Ritmesectie:  Drums, bas, piano, gitaar (pop/jazz).
  • 10)  Ritmische basis:Verschillende instrumenten die samen een ritme spelen.
  • 11)  Harmonie:  Verschillende tonen tegelijk; 2 (interval), 3 of meer (akkoord).
  • 12)  Maat: Stukje geschreven of gespeelde muziek tussen twee maatstrepen.
  • 13)  Maatstreep: Een rechtopstaande lijn die de grens tussen maten aangeeft.
  • 14)  Maatsoort: De indeling in hoeveel beats per maat en hoelang een beat duurt.
  • 15)  Melodie:  Verschillende tonen na elkaar.
  • 16)  Slaginstrument:  Een instrument waar geluid uit komt als je er op ‘slaat’.
  • 17)  Snaarinstrument: Een instrument waar je op/ aan snaren kunt plukken, strijken of ‘slaan’.
  • 18)  Solo: Een instrument staat tijdens een ‘song’ korte of langere tijd centraal.
  • 19)  Timing: Hoe het ritme wordt uitgevoerd; (bijvoorbeeld: accentverschuivingen).

           

  • De ‘opbouw’ van een pop of jazz ‘song’
  • Er zijn verschillende manieren om een stuk ‘op (en af)’ te ‘bouwen’. Door onderstaande manieren apart of gelijktijdig toe te passen hou je de aandacht van een luisteraar en blijft een stuk interessant.

  • Dynamiek: Varieer in dynamiek door verschillende delen van een song harder of zachter te spelen. Bijvoorbeeld; begin rustig en bouw de dynamiek op naar een refrein/ solo/outro.

  • Instrumentatie: Voeg instrumenten toe of verwijder ze in verschillende delen van een nummer. Begin bijvoorbeeld alleen met akoestische gitaar/ piano en stem in het couplet/ intro en voeg later drums en bas toe.

  • Melodische variatie: Experimenteer met verschillende melodieën die iets afwijken van de hoofdmelodie waardoor variatie ontstaat tijdens gelijke delen; bijvoorbeeld: verschillende coupletten/ refreinen.

  • Akkoord variaties : Gebruik variaties van gebruikte akkoorden door harmonie toevoegingen; voorbeeld: de drieklank Dm = d-f-a uitbreiden met een c waardoor Dm7 ontstaat. Of speel Dm in de eerste omkering: Dm/F= f-a-d. De onderste toon door een bassist, gitarist of pianist wordt dan een F.

  • Bridge of tussenspel: Voeg een nieuw vormdeel toe, zoals een bridge, waarbij je nieuwe akkoorden of een ander muzikaal idee speelt om de spanning op te bouwen voordat je teruggaat naar het refrein.

  • Dynamische stops en starts: Creëer spanning door abrupte stops of pauzes in de muziek, gevolgd door terugkeer naar een ander deel.

  • Ritmevariaties: Verander het ritmische patroon; voeg iets toe of laat juist iets weg; een drummer kan meer of minder noten spelen, een bassist, gitarist of pianist kan een ander patroon/ andere variatie spelen.